De schrijver

Ahmad Ibrahim is een Syrische schrijver uit Raqqa. Hij heeft sinds 2012 veel geschreven over de misdaden van alle misdadigers in Syrië. Hij is gemarteld door het regime van de diktator Assad en ook door Koerdische militie in het noorden van Syrië. In 2013 heeft ISIS (Daesh) hem ontvoerd en gemarteld.
Ahmad heeft ons 6 brieven gestuurd. Die zes brieven heeft hij aan zijn voormalig cipier bij ISIS (IS) opgericht Fatah al Hasoud.
Ahmad heeft ons gevraagd: ”niet publiceren voor dat Fatah is schuldig bevonden bij de rechter”. Vandaag 20 september 2021 heeft de rechter in Rotterdam uitgesproken: De Syriër Fatah al Hasoud, is veroordeeld tot 11 jaar en 9 maanden gevangenisstraf. Hij is schuldig bevonden aan onder meer het deelnemen aan de terroristische organisatie Jabhat al-Nusra die later ISIS (IS) werd.
De eerste brief
Mijn voormalige cipier: Ik eis dat je deze brief tot het einde door te lezen. Een brief van iemand die je schrijft en die je deze brief wil schrijven als therapie voor de ingrijpende psychische en lichamelijke klachten waarvan je een van de veroorzakers bent. De schrijver heeft het recht dat je dit nu leest. Het is je niet onbekend wie deze brief aan je richt; Ik ben in ieder geval geen onbekende voor je, want we hebben een poosje op dezelfde plek gebleven, alleen was er tussen ons een muur en een ijzeren hek; daar in de “Baath-Dam”-gevangenis van het stadje “Al-Mansoura”.
Weet je, mijn cipier, de nachtmerries van detentie, marteling en misdaden van jouw beweerdelijke kalifaat blijven mij achtervolgen. Ze achtervolgen ook andere overlevenden en de families van hen en ook de familie van de mensen die nog vermist zijn. De pijn van de marteling is nog niet voorbij. Ik ben er bijna zeker van dat alle gedetineerden regelmatig worden blootgesteld aan nachtmerries. Ik ben daar één van. Dit ondanks het verstrijken van vele jaren sinds we aan jouw klauwen zijn ontsnapt en we duizenden kilometers van jouw kalifaat verwijderd zijn. Hebben we het nou echt overleefd?
Jouw veiligheidskantoor, “Punt 11”, en patrouilles van jullie zedenpolitie dringen nog steeds onze dromen binnen en overvallen ons in onze slaap. Ze laten ons wakker schrikken waar nawee vervolgens onze dag in ellende doorbrengen terwijl we proberen de gevolgen van de nachtmerrie en de daardoor veroorzaakte fysieke pijn kwijt te raken.

Weet je cipier, deze nachtmerries zijn niet de gebruikelijke nachtmerries die men krijgt na het zien van een horrorfilm of waanvoorstellingen van de geest van de slaper; het zijn niet nachtmerries die we na het ontwaken uit ons geheugen kunnen verdrijven en er bij glimlachen omdat het slechts dromen en illusies waren. Nee, dit is anders. Jij en ik weten wat ik hiermee bedoel: Dit zijn nachtmerries die veroorzaakt worden door werkelijke en persoonlijke kwellingen, ware horror, pijn, moord, bloed en andere gruweldaden waaraan jij mij heeft blootgesteld.
Mijn cipier, kunt je zich voorstellen dat je wakker wordt in een nat bed?! Door mijn nachtmerries over je, plas ik in mijn bed; als ik mijn natte bed voel, realiseer ik me dat ik daar ben geweest. Ik was werkelijk daar, bij jouw in die gruwelijke werkelijkheid.
Plast je in je bed, cipier? En als je in je gevangenis nu wakker wordt, voelt je dan littekens aan jouw lichaam? voel je andere sporen van marteling die zelfs de tijd niet kan helen? Mijn cipier, heb je een foto op jouw tafel in je gevangeniskamer van een broer van je die je verloor omdat hij doodgemarteld werd?
Ik blader door Facebook en ik zie dat jullie nog steeds mensen ontvoeren en martelen. Ik zie dat er nog steeds mensen verdwijnen. Ik zie ook de gezichten van velen van jullie op een paar meter afstand hier in het ‘ongelovige’ Europa, zoals jullie het altijd noemden. Ik zie jouw foto’s terwijl je geniet van de weelde van de “ongelovigen”. Kun je zich deze situatie voorstellen, mijn cipier? besef je het? Degenen die ons hebben gemarteld, degenen die ons hebben ontvoerd, degenen die onze geliefden hebben vermoord, zoals jij, zijn hier vrij!
Zelfs degenen van jullie wiens ongeluk hen naar de gevangenis dreef, zullen niet ondervinden wat wij in jouw gevangenissen hebben ondervonden. Natuurlijk hoef ik je het verschil niet uit te leggen tussen de “Baath-Dam”-gevangenis, waar wij jouw gruwelen en die van jouw beulen hebben ondergaan, en jouw gevangenisomstandigheden nu. Ik en vele anderen met mij gaan nog steeds gebukt onder de gevangenis van angst die jij in onze ziel hebt geplant, de angst voor nachtmerries die onze slaap binnendringen; nachtmerries over messen die onze nek bereiken, of voor explosieven die ons wegmaaien in een moment van onoplettendheid.
Mijn cipier, elke ochtend verlies ik bijna mijn verstand als ik naar mijn kinderen kijk en als ik denk aan de hel die jullie niet alleen daar maar ook hier hebben gecreëerd. De hel waarin jullie ons hebben gedwongen te leven; een hel die ik niemand toewens, noch daar, noch hier- nergens. Ik denk ook aan jouw kinderen. Ik wens ze evenmin dit kwaad toe; Ik hoop dat zij het ook redden, en zonder nachtmerries.
Ik weet niet of ik ooit zal genezen van mijn nachtmerries, mijn pijnen, mijn angsten en mijn obsessies. Maar mijn cipier, men zegt dat gerechtigheid een helende of op zijn minst kalmerende werking heeft. Het tegenovergestelde is ook waar; het gebrek aan gerechtigheid, de voortdurende straffeloosheid en de voortzetting van misdaden versterken allemaal het gevoel van onrechtvaardigheid in ons: De slachtoffers en de families van de slachtoffers. Dit zal op zijn beurt ons psychisch lijden verergeren en een negatief effect hebben op ons hele leven. Ik wil genezen worden, Ik wil van jullie genezen worden.
Voor jouw en voor mij wil ik gerechtigheid die geboren is uit eerlijkheid en niet uit wraakzucht. Gerechtigheid is onze uitweg en is onze verlossing.
Als u het goed vindt, volgen er meer brieven, tot dan.
Ahmad Ibrahim
Frankrijk 8 juni 2019
De tweede brief
In mijn tweede brief heb ik nog geen naam gevonden om jouw aan te spreken. In de eerste brief noemde ik jouw “mijn cipier”, ook al bent je vandaag een gevangene. Ik wil je niet aanspreken met gevangene, omdat jij niet in dezelfde omstandigheden zult verkeren als ik of anderen die met mij in jouw gevangenis waren. Jij zit weliswaar in de gevangenis, maar jij verdient de titel gevangene niet. Ik wil deze beschrijving ook niet voor jouw gebruiken, omdat het jouw plaatst in de gelederen van de honderdduizenden gevangenen in ons onteerd land. Gevangenen van wie het lot van velen onbekend is.
Ik zie jij niet als hun gelijke, en ik wil zeker niet dat jij hun status bereikt en op dezelfde manier aangesproken wordt. Dat degradeert hen en berooft hen van hun recht. Totdat ik een geschikte vorm vind, zal ik de situatie handhaven zoals die is en jij met “mijn cipier’ aanspreken. Maar wellicht hebt jij een suggestie voor jouw benaming?
In de stad waar ik nu woon, dwaal ik dagelijks doelloos rond terwijl ik mijn pijn omarm. Ik smeek mijn pijn tevergeefs om mij genadig te zijn. Tijdens één van mijn tochten passeerde ik een enorme bouwplaats. De kamer van de toezichthouders op deze bouwplaats deed mij denken aan de plek waar jij ons vroeger heeft verstopt in de “Baath-Dam” in het stadje Al-Mansoura. De bouwplaats en die plek zijn vergelijkbaar qua architectuur. Toen kwam jij weer in mijn gedachten; Ik zag je hoe je er uitzag, jouw gezichtsuitdrukkingen, jouw klittende borstelige wenkbrauwen en jouw wolfachtige ogen die de cellen doorzochten op zoek naar een prooi.
Als we het toch over steden hebben: Er is een bekend Arabisch gezegde dat luidt: “Ieder krijgt een deel van zijn naam.” Zou dit trouwens ook voor steden gelden? Ik denk van wel. De naam van mijn stad is Blois en wordt in het Frans uitgesproken zoals wij het woord “Balwa” in het Arabisch uitspreken. Dit betekent ‘plaag’; En jij bent mijn grootste plaag. Weet je waarom? Omdat ik jouw allen bij me draag in mijn nachtmerries: “Abu Alial-Sharii, Abu Luqman, Abu Anas al-lraql, Khalaf al-Halous, Abu Hamza al-Riyadyyat, Abu al- Hamam en Abdul Aziz al-Omar” en jij. Jij bent bij mij. Ondanks de lange jaren blijven zelfs de kleinste details van jullie gezichten in mijn geheugen gegraveerd.
Ken jij de zegen van het vergeten, mijn cipier?! Ik dacht dat ik met het verstrijken van de tijd al die pijn zou vergeten en uit mijn geheugen zou wissen, maar die beloning heb ik nog niet mogen ontvangen. Ik geef toe dat ik door jouw veel dingen niet kan onthouden. Soms verrast iemand me met een vraag, en raak ik uitgeschakeld. Ik kan dan geen antwoord geven, ook al weet ik het antwoord wel. Dat heb jij mij aangedaan, daar in Mansoura. Ik heb een verdedigingsmechanisme ontwikkeld dat namen en informatie in mijn geest beschermt, maar het andere is hardnekkig en is een automatisme geworden. Dat moet gebeurd zijn na de verhoorsessies en de elektrische schokken op mijn hoofd, in de zijflanken en tussen mijn benen. Tot op heden kan ik mijn eigen telefoonnummer niet onthouden. Ik kan me geen andere belangrijke nummers herinneren die deel uit maken van mijn dagelijks leven; wachtwoorden voor e-mail en voor de applicaties van het ministerie van Arbeid en Sociale Zaken, enz. Ik kan me niet eens de geboortedata van mijn familieleden herinneren. Maar jullie, de acht beulen, vergeet ik niet.
Ik vergeet niet jullie namen noch de kleinste uitdrukking op jullie gezichten, noch de vonken die uit jullie ogen vlogen. En ik zal ze nooit vergeten. In deze stad stelt de winter met zijn stortregens mij op de proef, terwijl ik als kind, opgegroeid in de woestijn, altijd naar regen snakte. Hier vlucht ik weg voor de regen die me vroeger altijd gelukkig maakte, waar ik altijd in liep. Op een dag vluchtte ik voor de regen naar een café. Daar zag ik een wazig beeld van jouw gezicht op het glas van het raam van het café. Ik weet niet waarom dit mij deed denken aan de muur naast de kookruimte in die cel in de Baath-Dam-gevangenis in Al Mansoura. Deze herinnering roept de vraag op: “Kras jij op de muren van jouw cel nu vol met gebeurtenissen en herinneringen?”.

Ik herinner me de blik in jouw ogen toen jij las wat “Eid Al-Shamsi’, de altijd lachende bruine bedoeïenjongen uit het woestijnstadje “Suluk’, had geschreven op de muur naast de kookruimte, waarop de stoom uit de kookpotten condenseerde. Het raam van het nu geeft precies hetzelfde beeld als de muur van toen. Wat heeft de jongen “Eid’ je aangedaan waardoor jij en “Abu AI¡ Al-Sharii” hem zo toegetakeld hebben, wat schreef “Eid’ op de muur?
Ik kan me de scène nu nog duidelijk herinneren, want meestal was ik degene die het weinige kookwerk deed. “Eid’ zat voor de elektrische kachel, waarvan de draad telkens weer knapte, en kraste met het keukenmes dat zelfs geen boter snijdt, in tegenstelling tot jouw goed geslepen messen: “Een herinnering; Eid Abdullah Flihan Al-Shamsi Al-Anzi. Geboren op 19 april 1990, uit het dorp Al-Ghabeen uit Suluk.19-7-2013, de dam van de martelaren, de voormalige Baath-dam, Mansoura. Bij God Almachtig; ik ben onschuldig. Ik vraag Gods goedgezindheid en dat van u, míjn moeder.”
In plaats hiervan hebben jullie zijn duim en wijsvinger gebroken en werd hij veroordeeld tot drie dagen gevangenisstraf in het hondenhok. Weet jij wat Eid ons vertelde nadat hij zijn straf in het hondenhok had uitgezeten? Ondanks zijn zeer stijve rug en de kramp in zijn ledematen als gevolg van zijn verblijf in het krappe hondenhok zei hij glimlachend zoals altijd: “Weet je, ik ging elke dag dood, maar ik besloot niet dood te gaan! Elke dag stelde ik mijn dood uit tot de volgende dag. Hierna dempte hij zijn stem, draaide zich om en richtte zijn hoofd in de richting van de bewaking en vervolgde: “Ik wil een gewone en eenvoudige dood waar niemand schuld aan heeft. Gewoon een natuurlijke dood”.
Jij weet dat deze luxe vorm van de dood Eid niet was gegund op de manier die hij wenste; Hij werd meegenomen door “Abu Ali al-Sharii” die een Shariá-wet op hem heeft toegepast na het vrijdaggebed in de stad “Al-Karama”. Hierna werd zijn lichaam in de wildernis gedumpt als voer voor loslopende honden en hyena’s omdat jullie hem als een afvallige ongelovige beschouwde die niet in moslimgraven begraven mocht worden.

Eid zei dat hij onschuldig is en wij allen geloven zijn woorden: “Beste mensen, bij God, ik ben niet schuldig aan het gooien van de jihadiststrijder, de immigrante in een put. “Die immigrante die tegen onze wil en mijn zus wil met haar wilde trouwen. Ik ben onschuldig aan het gooien van hem in de put zoals de wolf onschuldig is aan het bloed van Jozef!”.
En jij, denk je nu dat je niet schuldig bent? Denk dat je onderdrukt wordt? Dat kan ik me niet voorstellen.
Ik weet het niet. We zullen het aan de moeder van Eid vragen mochten we haar ooit tegenkomen.
Tot de volgende brief.
Ahmad Ibrahim
FraFrankrijk – Blois, 19 januari 2020
De derde brief
Voor de ziel van Khalil Al-Helaisi
Vluchteling!. Ik haat dit woord dat ons hier onder één noemer brengt; Ik haat het omdat jij en ik vandaag over een kam worden geschoren. Kreeg jij trouwens ook last van vergelijkingskoorts?
Wat mij betreft en net als de meeste vluchtelingen, heb ik vergelijkingskoorts gekregen. Ik loop de hele dag dingen met eIkaar te vergelijken tussen hier en in het vaderland; hoe men in ziekenhuizen wordt behandeld, scholen en justitie. Ik vergelijk wegen en diensten. In dit verband zou ik u willen vragen: “Is jouw cel waar jij nu opgesloten zit vergelijkbaar met de cellen waarin jij ons vroeger opsloot?”
Jij zit waarschijnlijk in een cel met vier muren en een schoon bed; En misschien heb je nog een eigen toilet en badkamer. Is dit te vergelijken met jullie cellen waar jij ons daar opsloot? Is jouw toilet vandaag vergelijkbaar met het enige toilet dat we vroeger deelden met de gevangenen van alle cellen? ken je zich de schurft en andere huidziekten die we daar opliepen nog herinneren? Of wil jij dat wij jouw gevoelens hier in jouw eigen cel vergelijken met onze gevoelens daar toen wij gestraft werden met opsluiting in het “hondenhok” of “de doodskist” of “de dieseltank”? Of zullen we het hebben over de marteltechnieken. Laten ze jouw hier zitten op de kaarsstoel (metalenstoel met een kaars er onder)? Wordt u überhaupt hier gemarteld?
Wat vind je ervan als ik jouw voortaan brieven schrijf over jullie foltertechnieken en deze vergelijk met de foltermiddelen waaraan jij nu wordt onderworpen? Maar geef mij eerst antwoord op deze vraag: Wie van jullie heeft deze marteltechnieken uitgevonden? Toen Khalil Al-Helaisi me vertelde over zijn vier dagen in de dieseltank, kon ik me niet goed voorstellen wat hij bedoelde maar toen ik drie dagen en twee nachten in die tank doorbracht, begreep ik het maar al te goed. Wie heeft dat duivelse idee bedacht? Is dat ook “Maar een kwart van waar jullie jihadisten aan blootgesteld zijn in de Sydnaya-gevangenis vroeger”? Of is het misschien één van de manieren die ons naar de hemel leidt, wij “de afvallige ongelovigen, de bewoners van Al Raqqa”, aldus de amer Abu AI-Bara Al-Tunisi in zijn vrijdagpreek in de Al-Firdaws-moskee in Raqqa stad.
Ik zal je nu de situatie beschrijven van degenen die slechts enkele van jullie wrede marteltechnieken hebben doorstaan. Ik weet dat het geen nut meer heeft omdat de pijn van de herinnering en de kwelling die het met zich meebrengt misschien gelijk is aan of zelfs groter is dan de kwelling op die dagen zelf. Misschien gaat dit me een beetje opluchting geven. Moge het ook een herinnering worden ter nagedachtenis aan degenen die daar in stilte zijn gestorven zonder dat hun dierbaren hun lot te weten zijn gekomen tot de dag van vandaag. Moge deze woorden de tocht die zij in dit leven hebben afgelegd van de vergetelheid redden.

Ik zal beginnen met de dieseltank, de eerste gunst die mij is geschonken door “Abu AIi al-Sharii”. Een gunst om mij te laten zien dat de schuld van de één toch door een ander gedragen kan worden en dat “Khaled de broer van Ahmad is”, zelfs als de afstand tussen hen 5000 km is.
Herinner jij zich de luidruchtige verhoorsessie gedurende die ene ochtend waarbij de wijsvinger van Abu Saleh werd afgesneden? Weet jij nog hoe Abu Ali al-Sharii de wijsvinger van deze man afknipte met een snoeischaar? Weet jij nog hoe jij en jouw mannen op de borst van de man neerknielden tot zijn gezicht blauw werd? Dit allemaal omdat hij alleen met zijn wijsvinger naar jullie religieuze raadgever wees en tegen hem zei: “U heeft mij onrecht aangedaan”. Diezelfde avond stuurde hij mij naar die dieseltank en bleef ik daar drie dagen lang opgesloten.
De dieseltank: Het is een rondvormige ijzeren tank die ongeveer twintig meter lang en vier meter hoog is. Hij heeft een ronde opening van ongeveer vijftig centimeter in diameter. Deze opening is aan de bovenkant richting het uiteinde. Aan de bovenkant van de tank is er ook een loopgedeelte van ongeveer een meter breed met aan beide zijden een ijzeren hek van minder dan een meter hoog. Er is een beweegbare ijzeren ladder die vanaf de westkant en vanuit de richting van de grote opening op het uiteinde van de tank rust. De tank is geverfd met grondverf, met daarop aan alle kanten de woorden “Gereserveerd voor Al-Nusra Front”. Deze tank wordt normaal gesproken gebruikt in benzinestations en bevindt zich dan ondergronds, maar daar was hij geheel bovengronds. Op een zeer hete dag in juli om tien uur in de ochtend, nadat Abu al-Miqdam mijn handen achter mijn rug had geboeid, pakte hij mij beet bij mijn haar aan de achterkant van mijn hoofd en trok mij mee. Met een gebogen rug werd ik naar de rand van de westelijke kant van de dieseltank geleid. Daar beval hij mij mijn kleren uit te trekken en alleen mijn onderbroek aan te houden. Hierna beval hij mij, nadat hij me had losgemaakt, de trap naar de achterkant van de tank te beklimmen. Twee van zijn gemaskerde mannen waren mij voorgegaan bij het beklimmen van de tank.

Ik was blootsvoets en de hitte van het ijzer deed me springen als een aap, aldus een opmerking van één van de gemaskerde mannen die op het dak van de tank stond. Van daaruit zag ik je samen met “Abu Ali Al Sharii” en anderen onder de grote luifel van het pompstation toekijken. Vertel me: waren jullie mij toen aan het uitlachen?
De gemaskerde mannen grepen mijn handen en duwden me in de opening van de tank en lieten mij erin zakken nadat ze op hun knieën waren gegaan om mij zo diep mogelijk in de tank te laten hangen. Toen ik op minder dan een meter van de bodem van de tank hing, lieten ze mij vallen en vertrokken.
De geur van het mengsel dat de tank tot kniehoogte vulde was verstikkend. Dit mengsel was van overgebleven dieselolie en olie vermengd met urine en ontlasting van mijn voorgangers.
Ik kneep mijn neus stevig dicht met mijn vingers en ademde door mijn mond. Ik deed mijn ogen stevig dicht en daarna weer langzaam open. Ik zette mijn handen op de wand van de tank uit angst om uit te glijden, maar door de hitte van de wand moest ik ze snel terugtrekken waarna ik uitgleed om vervolgens weer op te staan en dan weer uit te glijden en weer op te staan, tot ik ongeveer halverwege de tank was. Daar botste ik tegen een lijk dat ik niet zag, maar mijn lichaam, handen en voeten voelden het. Omdat het lijk en de omringende vloeistof eromheen in beweging kwam, verergerde dat de afschuwelijke stank. Ik wilde weglopen, maar ik gleed weer uit. Na enige worsteling ontdekte ik dat de beste tactiek was om stil te staan te midden van het mengsel van het ontbindende lijk of de lijken, de poep, urine, olie en de diesel.
De tijd verstreek en de tank veranderde in een hete oven. Wat er in mijn al lege maag zat, braakte ik keer op keer uit. Ik probeerde met mijn blote handen op de gladde wanden van de tank te bonken, maar ik slaagde er alleen maar in mezelf meer glijpartijen en brandwonden te bezorgen. Om brandwonden te voorkomen hield ik mijn lichaam ondergedompeld in het mengsel. Ik nam op de gladde vloer de zwemhouding aan en probeerde onder het gat te komen met de hoop dat iemand mij vanaf daar zou horen.
Na een aantal wanhopige pogingen lukte het mij om het plekje onder de tankopening te bereiken. Ik begon te schreeuwen, maar er kwam geen antwoord. Ik bleef daar tot het donker werd. Het was erg donker, ik zag niets van de hemel dan een klein stukje via de opening. Die was helder, erg helder en zo dichtbij dat die bijna de tankopening raakte.
Op dat moment en in een menselijke ingeving in een moment van zwakte, vroeg ik God in de hemel: Bent u degene die hen geboden heeft mij dit aan te doen? Is dit Uw wil? Is er van al Uw hemelen en uw wijd gestrekte aarde voor mij niets anders over dan deze zeer kleine opening?
Is dit de enige verbinding tussen U en mij? Kom dichtbij en red me op weIke manier dan ook uit deze oven. U bent de Almachtige, de Oppermachtige toch? In mijn hoofd schoten alle koranverzen die ik uit mijn hoofd heb geleerd te binnen en alle smeekbeden die ik gedurende mijn leven heb gehoord. Hij gaf geen antwoord ondanks dat ik Hem alles heb verteld. Ik sprak alle heiligen aan die mijn moeder altijd bezocht: “Sheikh Issa, Al-Khalil Abu Ismail, Abu Al-Jadah, Sheikh Shibll en AbdeIkader Al-Jilanli”. (nb: Deze zijn namen van sofistische Sjeiks die in dat gebied bekend zijn). Deze laatste slaagde erin zeven Israëlische vliegtuigen neer te halen in 1967, door op de vliegtuigen te spugen, aldus mijn oom “Mahmoud’, de zeer vrome sofist. In dit verband herinner ik me iets grappigs en triests tegelijk. Op een gegeven moment deed ik een beroep op de heilige “AbdeIkader Al-Jilani”. Ik probeerde hem gunstig te stemmen door een rapnummer van Cheb Khaled voor hem te zingen. Ik zong: “AbdeIkader, O Bou AIam… Ik zit het nauw. … O Bu AIam, mijn heer help me en wees genadig met mij.” maar ook dat werkte niet.
Ik uitte verwijten aan mijn moeder: Moeder, niet het groene lintje dat je vroeger om onze nek en handen hing gekocht bij het heiligdom van “AI Khalil “in Aien Issa noch het feit dat je ons gedompeld hebt in de heilige bron van “Al khalil” hebben geholpen, want deze heiligen kunnen hier geen goed woordje doen. Ik verklaarde mijn niet-gelovigheid tegen alle religies en heilige boeken en drukte dit uit door alle scheldwoorden in mijn vocabulaire te gebruiken.
Het geluid van kwakende kikkers bereikte me, zwak en verstikt. Ik weet niet wanneer en hoe ik sliep, maar de nacht was de enige die mij genadig was. Hij zorgde ervoor dat de tank afkoelde, waardoor ik rillingen kreeg. De drie dagen verliepen als volgt: een fles water en twee stukjes brood werden aan een touw gehangen en men liet ze door de opening van de tank naar beneden zakken. Dit gebeurde twee keer per dag. Het waren drie dagen en twee nachten.
Ik zag je ook toen jullie mij eruit trokken en me wasten met het waterkanon van de brandweerwagen. Ik herinner me jouw gegiechel eIke keer als ik neergehaald werd door de kracht van de waterkanon. Dat deed er allemaal niet toe, zelfs niet dat ik volledig naakt stond voor jouw grote publiek. Wat me op dat moment interesseerde, was dat ik wilde dat dit allemaal snel eindigde om vervolgens Khalil Al-Helaisi aan te spreken, en hem verwijten te maken over zijn niet volhardigheid alles te vertellen over de dieseltank. Jammer genoeg gaf Abu Ali al-Sharii hiervoor geen gelegenheid. De grote Shari (religieuze raadgever) toonde ons op zijn mobiele telefoon de beelden van de steniging van Khalil na het vrijdaggebed; Een gebed tot een God die me niet uit de tank kon krijgen en die Khalil niet voor steniging kon behoeden.
Vergelijk nou eens jouw situatie nu met deze. Vergelijk eens!
Ahmad Ibrahim
Frankrijk, 13 februari 2020
De vierde brief
Aan Reda Tib (ongeacht of hij al dan niet nog in leven is).
Ik denk dat het in 2005 was toen een oom van mijn mij in het dorpshuis bezocht. Hij is een ware salafist in ons gebied. Bij de voordeur lag “Bush” lekker met zijn lange staart op de grond. Bush was een witte hond die ik als puppy had genomen. In onze regio is een hond nemen gebruikelijk bij de meeste mensen die op het platte land wonen. Ik noemde hem Bush als belediging van de toenmalige Amerikaanse president George W. Bush. De algemene sfeer was in die tijd immers een van enorme frustratie en wanhoop als gevolg van de invasie van op lrak, en ik zag het vernoemen van mijn hond naar Bush als een vorm van verzet!

Mijn oom keurde het af dat ik de hond hield en deze heel dicht bij de voordeur liet liggen, dus citeerde hij een uitspraak van de profeet Mohammed: “Engelen gaan geen huis binnen waar een hond woont of zelfs niet waar een foto van een hond hangt”. Vervolgens noemde hij de overleveringsketen van die uitspraak en begon een passievol betoog over van alles en nog wat. Over de Mujahideen (strijders) in lrak, de Amerikanen, de islam, degenen die volharden in hun geloof ondanks de moeilijkheden, enzovoort. Dat gaf mij de tijd om na te denken over een passend antwoord dat hem zou doen stoppen met praten. Ik zei tegen hem,: “Weet je wat? Dit is precies de reden waarom ik een hond houd”. “Hoe zo?!” vroeg hij verbaasd. Ik zei: Is Azraël één van de engelen? Hij zei verbazend: “Ja. Zeker!”. Ik zei: “Met deze hond hou ik hem buiten mijn huis! Ik wil nog niet doodgaan!”. Hij zei bedenkelijk:” verdomt! Je heeft gelijk!”.
Is het je opgevallen, mijn cipier, dat de “ongelovigen” hier in het westen, waar we nu wonen honden niet voeren met mensenvlees? Ze laten ze niet zwerven in de wildernis, maar nemen hen als huisdieren in hun eigen huizen waar ze soms op hun eigen bedden slapen. Deze inleiding kwam in mij op toen ik het met je wilde hebben over het hondenhok, een andere martelmethode. Ik denk dat zelfs een wrede crimineel niet in staat is om een dergelijke methode te bedenken.

In de uiterste zuidoostelijke hoek van de aan eIkaar grenzende gevangeniscellen was een ruimte waar apparaten, motoren en schrootdelen lagen opgeslagen. Tegen de wand en over de volle breedte en hoogte van de muur lagen ijzeren kooien op eIkaar gestapeld: vier in de hoogte en acht in de breedte, en aan de oostkant waren er drie “kranen”. Ik kwam voor het eerst in deze ruimte toen ons werd bevolen om twee gevangenen te helpen voeden die uit de Al-Manakher-gevangenis gebracht worden. Hun bovenste ledematen waren volledig verstijfd door de lange perioden waarin ze waren opgehangen aan de kranen. Ze hadden hulp nodig om naar het toilet te gaan. Ze hebben hulp ook bij het eten. Ik bood mijzelf als vrijwilliger om mee te helpen. Ik bracht ze naar het toilet, deed hun kleren uit zodat ze hun behoeften konden doen en voedde ze, want anders konden ze alleen eten als schapen. Ze konden anders met geen mogelijkheid zelfstandig het eten naar hun mond brengen.
In die ruimte maakte ik kennis met het zogenaamde hondenhok, hoewel ik er zelf niet in opgesloten ben geweest. Het was mij niet toegestaan om met de “honden” te praten die in die nauwe kooien gevangen zaten. We maakten alleen oogcontact. Hun ogen staarden me van achter het hekwerk aan, naarstig zoekend naar hulp, maar ik kon ze niets meer bieden dan mijn sympathie die ik uitdrukte door een gebaar van onmacht, een sympathiebetuiging wat ze niet veel aan hadden. De jonge Reda, de neef van Eid Al-Shamsi, was een van die slachtoffers, en ik merkte aan hem hoe hij gemarteld werd. Kent u hem nog? Mocht jij hem vergeten zijn, dan wil ik je wel helpen hem te herinneren. Reda en Eid hebben vijf dagen in die kooien doorgebracht.
Reda vertelde: “In de ochtend hebben ze mij daarin gezet met zes andere door hun zo genaamde honden. In een omgekeerde houding ga je de kooi in. Je gaat er in met een gebogen rug en kruipt dan achteruit op je achterwerk naar het einde van de kooi. Vervolgens vouw je je benen omhoog zodat je knieën je kin raken en dan gaat de deur dicht. Toen we de kooi in werden gewerkt werd ons allemaal bevolen te blaffen als honden, als we honger of dorst kregen. We moesten dat aangeven door te blaffen, en ook als we naar het toilet wilden. Je mocht alleen voor de grote boodschap naar het toilet. Plassen moesten we maar in onze broek doen”.
Reda vervolgde: “Ik vond het heel erg dat mijn urine neersijpelde op degene die in de kooi onder mij gevangen zat. Ik deed mijn hemd uit en gebruikte die als luier. Maar omdat ze ons als straf dwongen veel water te drinken waardoor we vaker moesten plassen, werkte het plan van de luier helemaal niet. Bovendien ontdekten ze later onze luier-methode en verboden die. Ook moesten we gaan blaffen zodra we de sleutels van de cipier hoorden rammelen als hij de cel opende. Mocht hij niet tevreden zijn over het geblaf, dan pakte hij een ijzeren staaf en ratelde langs de tralies van de kooien terwijl hij zijn andere hand omhoog bewoog als een orkestleider en wees naar één van de rijen. De gevangenen in die rij moesten blaffen, terwijl de andere rijen moesten zwijgen en zo afwisselend. Die bewaker maakte vervolgens een gebaar met beide handen opdat alle rijen tegelijk gingen blaffen. Dat deed hij zomaar voor de lol en wanneer hij maar wilde. Soms bracht hij zijn vrienden mee om zich met ons te laten vermaken. Sommigen van hen maakten foto’s van ons”.
Kun je zich voorstellen dat je vijf dagen en nachten gehurkt moet alleen blijven zitten? Kun je zich voorstellen dat naar het toilet gaan het gelukkigste moment van de dag is?! Ook al is het toiletbezoek niet nodig, toch blijf je daar zo lang mogelijk om even jouw ledenmaten te kunnen uitstrekken.
Hebt jij ergens spijt van?!
Ahmad Ibrahim
Frankrijk, 25 maart 2020
De vijfde brief
Voor de ziel van Abu Saleh
Vandaag luidde de kerk in de buurt waar ik woon haar klokken. Vanuit mijn raam zag ik de hele ochtend mensen met kaarsen binnenkomen. Ik informeerde naar de gelegenheid bij mijn Iraakise Assyrische buurvrouw, die met haar twee dochters ook met kaarsen daarheen wou. Ze vertelde mij dat het vandaag de tweede herdenking was van de brand in de kathedrale Notre Dame in Parijs en dat er een gebed of een liturgie of zo iets dergelijks werd gehouden. Heb je ooit gehoord van de Notre Dame, mijn cipier? Persoonlijk kende ik de kerk alleen van de roman “De klokkenluider van de Notre Dame” van Victor Hugo, die ik op mijn zestiende heb gelezen.
Toen ik TV zat te kijken besefte ik hoe groot de belangstelling voor de brand in de hele wereld was, en dacht ik toen ook aan de reactie op de brand in de Arabische en moslimgemeenschap, en aan het gevoel van leedvermaak van velen individuen. Weet je, dit leedvermaak verbaasde me echt, omdat velen van hen, die dit leedvermaak uitten, hun leven riskeerden op “dodenboten” om hier te kunnen komen op zoek naar veiligheid! Ben jij net als ik ook verbaasd dat zij leedvermaak geuit hebben na de ramp die het land heeft getroffen waar ik en velen van die individuen nu wonen?
Weet jij, mijn cipíer, ik discussieer met mezelf en met veel anderen hier die in vergelijkbare situatie verkeren als de onze. Waarom dragen zovelen van ons al deze wrok en haat? Waarom deze cultuur van afwijzing van de ander? Waarom zoveel vijandigheid? Wat is het toch vreselijk dat mensen in een staat van permanente haat leven naar een samenleving die hen heeft ontvangen, hen omarmt en hen zorg en aandacht schenkt?!
Armoede en oorlog zijn een hel, maar de echte hel is wanneer men alleen maar haat kent, zelfs wanneer men een zee van liefde ontvangt. Het onvermogen om naast elkaar te kunnen bestaan, om elkaar te begrijpen en lief te hebben is de hel. Deze mensen hebben zich zelf veroordeeld vast te blijven zitten in hun eigen hel.
Hoe dan ook, dit ging over een veelbesproken gebeurtenis in de media. Ik wilde je hiervan op de hoogte stellen, want ik heb geen idee in hoeverre jij er in geïnteresseerd bent. Ik ga terug naar de herinneringen die wij delen.
De kaars staat symbool voor licht, wetenschap en romantiek, maar toen “Abu Ali al-Sharii” ons vroeg om een deel van de betonvloer van de cel uit te hakken, wisten we nog niet welke romantiek dat met zich mee zou brengen. We begonnen met het uithakken in van een door hem uitgetekend vierkant links naast de deur. De vloer was zo hard dat het ons uren kostte voordat we een stuk van misschien minder dan een meter bij een meter op een diepte van ongeveer 25 cm konden uithakken.
‘s Avonds bracht hij een ijzeren stoel, waarvan de poten vanaf de onderkant aan een mat van betonijzer waren gelast. Hij hield persoonlijk toezicht op het mengen van het cement en zand en het plaatsen van de stoel. Zoals jij weet, was het zijn beroep dat hij in Saoedi-Arabië uitoefende,. Hij was een betonmeester. Hij verliet ons die avond pas nadat hij er zeker van was dat het cement rond het onderstel van de stoel opgedroogd was. Hij maande iedereen om niet in de buurt van de stoel te komen.
De vorm van de stoel was vreemd. De rugleuning bestond vanaf de bovenkant uit twee delen die open en dicht gingen met losse scharnieren om zo degene die erop zit te kunnen vastklemmen vanaf zijn schouders tot aan zijn onderbuik. Door een ijzeren pin die in de breedte wordt geplaatst, wordt dit deel vastgezet. Hierdoor zit de persoon die in de stoel zit klem bijzijn rug en buik.
Op de armleuningen zaten ook twee ijzeren boeien om de onderarmen vast te klemmen, en hetzelfde voor de benen. Wij hebben die hele nacht tevergeefs geprobeerd het geheim van die stoel te ontcijferen en zonder het te begrijpen vreesden we de kwaadaardigheid van die stoel.
De middag van de volgende dag, toen jullie voltallig kwamen om de grote uitvinding in te wijden, had Abu Saleh de pech dat hij de eerste was die verhoord moest worden. Ik herinner me hoe “Abu Ali al-Sharii” hem opdroeg zijn kleren tot onder de knie te laten zakken en in zijn blootje op de ijzeren stoel te gaan zitten. Jullie dwongen hem op de stoel te gaan zitten, boeiden hem vast en staken een kaars aan die jullie op een leeg bonenblikje onder de stoel hadden geplaatst.
Hij probeerde te zien wat jullie onder de stoel neerzetten. Dat lukte hem niet, maar wij zagen het wel en volgden het vlammetje en de tranen van de kaars die vloeiden zoals de tranen van Abu Saleh. Halverwege de kaars begon Abu Saleh kleine onrustige bewegingen te maken, maar hij kon niet meer doen dan zijn dikke achterwerk een beetje heen en weer op dezelfde plaats bewegen, en tegen het einde van de derde kaars begon hij te schreeuwen: “Sjeik, Ik smeek u, omwille van God, omwille van Mohammed.. Omwille van uw eer, omwille van uw fatsoen, sjeik, Ik zweer bij God dat mijn billen zijn aangebrand..”. Maar “Abu Ali al-Sharii” zei, zonder enige aandacht aan hem te schenken, dat hulp zoeken bij iemand anders dan God ongeloof is, en hij ging door met verhoren, geselen en uitspraken doen over de rest van ons.
Vlak voor zonsondergang op die dag van de Ramadan, en aan het einde van de zesde kaars, die verder werd verhoogd door twee bonenblikjes op eIkaar te plaatsen om zo dichter bij het billen van Abu Saleh te komen, wiens schreeuw zou Mosul bereikte zoals jullie spottend zeiden. “Abu Ali al-Sharii” keek naar zijn horloge en zei dat het etenstijd was en begon een smeekbede te reciteren nadat hij ons dwong om te geloven en wij moet meen doen: “O God, ik zoek toevlucht bij U tegen zorgen en verdriet, hulpeloosheid en luiheid, gierigheid, lafheid, de last van schulden en de overheersing en dominantie van mensen. Onze Heer, laat onze harten niet afdwalen nadat U ons hebt geleid en schenk ons Uw genade. U bent de Vrijgevige. Onze heer, geef ons vastigheid in Uw Geloof zowel in deze wereld als in het hiernamaals. O God, ik vraag U om vergeving en welzijn, in deze wereld en het hiernamaals. O God, ik vraag u om vergeving en gezondheid, in mijn religie, mijn familie en mijn vermogen. O God, bedek mijn fouten en verzacht mijn vrees en bescherm mij tegen het zichtbare en onzichtbare kwaad waar het ook vandaan komt. Ik zoek bescherming bij U tegen onvoorzien ongeluk”.
Nadat hij klaar was met zijn smeekbede, zei hij voordat hij vertrok: “Maak hem los”.
Abu Saleh kon niet zelfstandig opstaan uit de stoel. Wij pakten hem onder zijn oksels en zetten hem op de grond, maar hij begon te schreeuwen. Zo draaiden we hem op zijn buik en trokken zijn ondergoed naar beneden. Wat ik toen zag, zal ik nooit van mijn leven vergeten.
Hij probeerde de geloofsbelijdenis te doen en zijn rechter wijsvinger omhoog te trekken, maar zoals jij weet had “Abu Ali al-Sharii” die vinger eerder afgeknipt met een snoeischaar, dus hij deed in plaats daarvan zijn middelvinger omhoog hetgeen ondanks de pijnlijke, dramatische situatie een gevoel van humor bij ons teweeg bracht.
Abu Saleh zei, terwijl hij probeerde het gevoel van humor te versterken: “Wie met zijn kont in het water zit, praat anders dan wiens kont onder vuur is”. Abu Saleh probeerde zich zo te verontschuldigen voor de vertraging van het eten na het vasten. Hij voelde zich kennelijk verantwoordelijk hiervoor. Hij voegde daaraan toe: “Als Abu Ali al-Sharii morgen terugkeert, zal ik hem vragen of het religieus-wettelijk is toegestaan om de geloofsbelijdenis te reciteren met je middelvinger i.p.v. je wijsvinger”, en hij stak zijn middelvinger naar de hemel.
Moet je horen, mijn cipier, ik wil je de vraag aan je stellen, omdat “Abu Ali al-Sharii” gaf Abu Saleh geen tijd om die vraag te stelle. “Abu Ali al-Sharii” heeft hem zinloos in zijn hoofd geschoten.
mijn cipier: Is het religieus-wettelijk toegestaan om de geloofsbelijdenis te reciteren met je middelvinger?
Ahmad Ibrahim
Frankrijk 15 april 2020
De zesde brief
Levend begraven worden is één van de meest basale menselijke angsten. Dit komt door de aangeboren angst voor duisternis, voor verstikking, om afgesneden te worden van het leven en andere mensen, voor de hoeveelheden grond boven je, voor de totale machteloosheid om enige beweging te kunnen maken, voor maden die je zullen verslinden enzovoort..
Mijn cipier, heb jij zich ooit voorgesteld hoe het is om levend te worden begraven? Ik weet niet waar je was die dag aan het begin van het gebeuren toen ze mij en mijn vriend meenamen om levend begraven te worden; iets waar we nog nooit van hadden gehoord. Ze namen ons mee om levend te worden begraven, maar ik zag je toen na mijn wederopstanding uit de dood’.
Ik weet tot de dag van vandaag niet wat het eigenlijke doel was van deze marteling in de kist? Door de gemartelde persoon te doen geloven dat hij levend begraven wordt. Ik kan geen verklaring hiervoor vinden, behalve dat jullie willen zeggen dat jullie degene zijn die over leven en dood beschikt en dat de taak van God alleen maar het maken van een sorteer en selectie is.
Volgens jullie logica beschikt God en alleen God over de vijf sleutels van de vijf onbekende kwesties en niemand anders dan Hij krijgt daar de beschikking over. Eén van deze onbekende kwesties is de wetenschap van de tijd van het overlijden van een mens, zoals dit ook in de Koran is vermeld. Jullie hebben zelfs Zijn taak omtrent het leven en de dood overgenomen. In de Koran staat: “Hij geeft leven en veroorzaakt de dood, en tot Hem zul je worden teruggebracht”. (Soera Yunus, vers 56).
Op een middag zei de beul, Musa Al-Tabl,”Abu Hamza”, tegen een vriend van mij en tegen mij, dat wij ons moesten douchen en hij voegde er aan toe: ‘Want het is zover’. We waren blij dat we mochten douchen, maar wat bedoelde hij met “Het is zover”? We wisselden vragende blikken uit met iedereen maar niemand kon ons een antwoord geven maar Abu Hamza haastte zich om te zeggen: “Neem de laatste douche en bereid je voor op de dood.”
Op dat moment verlieten wij het leven voordat we daadwerkelijk stierven. We zakten als pudding in elkaar en konden niet meer bewegen. We raakten in een semi-coma alsof we een andere wereld betraden. Wij waren er niet meer. We konden zien maar ook niet, we konden horen maar ook weer niet; er was alleen de echo van de woorden van Abu Hamza’. “Neem de laatste douche en bereid je voor op de dood”.
Ik weet niet meer of we een douche hebben genomen of niet, hoe lang het duurde, en hoe wij bij het graf kwamen. Werden wij nou gedragen of hebben we zelf gelopen, ik weet het niet meer, maar we stonden op een gegeven moment aan de rand van een rechthoekig betonnen gat. Aan het lange uiteinde daarvan was een hoop aarde waarop een ijzeren plaat lag, even lang als het gat zelf. In het gat zelf was een ijzeren kist geplaatst die van boven open was. De kist was iets kleiner dan het betonnen gat. Jullie bevalen mijn vriend die aan diabetes lijdt te gaan liggen in de kist. In een mum van tijd werd zijn gezicht lijkbleek. Al zijn spieren verslapten en hij viel op de grond als een bundel vlees zonder botten.
Twee van Abu Hamza’s beulen namen hem mee en gooiden hem verder weg van het gat terwijl ze zaten te geinen; “Hij stierf van angst voordat hij werd begraven”. Hierna kwamen ze naar mij toe en gooiden me in de ijzeren kist en vroegen me om er uitgestrekt in te gaan liggen. Toen legden ze de ijzeren plaat neer en ik hoorde iedereen roepen: “Moge God je geen genade geven.”

Het was een totale duisternis. Ik ging braken en had last van kortademigheid. De claustrofobie waar ik al last van heb, begon me te verstikken met het geluid van de eerste schep aarde die over de plaat viel. Ik schreeuwde uit alle macht. Ik probeerde op de plaat of de ijzeren wanden te slaan, maar geen enkel deel van mijn lichaam deed mee. Mijn levensverhaal flitste door mijn hoofd in beelden, beelden en nog meer beelden, van mijn vader, mijn jonge broers, mijn enige zus, het dorp, ons lemen-huis, het lemen-gebouw van mijn basisschool in het dorp, de andere scholieren, het vee, de oogst door Narcissus de Armeniër, het dorp, de stad AI Raqqa, de middelbare school, de Peugeot-fiets, mijn drie broers die gevangen zaten bij het regime van de vader Assad, het eerste meisje op wie ik verliefd was, de militaire dienst, de suikerfabriek, Libië, Jordanië, het dorp, de boerderij, de olijfbomen, de werkloosheiddienst, de koeien, de bijen, mijn huwelijk, mijn eerste zoon, de erfgenaam Bashar Al-Assad, de invasie in Irak, van toen ik klassenleraar was en mijn leerlingen, Abu Waseem, de commandant van de militaire inlichtingendienst, de opstand, Daraa, Homs, vliegtuigen, vatbommen, de domoor Bashar, de Lokale Coördinatiecomités, Feras, De bevrijding van Tal-Abyad, de Lokale raad, de dag van mijn ontvoering 10-07-2013. De beelden kwamen langzamer voorbij. Ze stopten bijna. Nee toch niet, maar ik zie ze voor mijn ogen alsof ik naar een filmscherm kijk. Zou mijn vrouw bevallen zijn? Ze is nu ongeveer uitgerekend. Zou mijn vrouw bevallen zijn en is mijn familie een ziel rijker geworden in plaats van mijn ziel die nu vertrekt? WeIke naam zou mijn vrouw geven aan haar pasgeboren baby? Of zou ze op mij wachten zodat we samen een naam voor het meisje kiezen? Wacht niet op mij en kies een naam die jij leuk vind. De diavoorstelling stopte volledig. Het scherm zat vast op het beeld van mijn hele familie. Oh, oh, wat een grote familie zijn we en wat zijn ze mooi en lief. Mijn broers met hun zonen en dochters. Mijn vrouw met in haar armen haar pasgeboren baby, mijn zonen en dochters, iedereen lacht en strekt de handen naar mij uit.
Het scheppen met aarde gaat door. Naarmate de hoeveelheid aarde toeneemt, neemt het geluid van neerstortende aarde af. Ik probeer vast te houden aan hun foto’s. Ik probeer het beeld vast te houden maar het begint te vervagen en ook mijn bewustzijn verzwakt. Iets als een draaikolk en gevoelloosheid die me naar de bodem trekt. De bodem van onbekendheid.
Ik steek mijn hand uit om de foto vast te pakken maar mijn arm weigert te bewegen. Ik voel me helemaal bewusteloos. Alleen mijn ogen vangen de foto en ik bedekte die met mijn oogleden.
Toen opende ik mijn ogen met een snik en een trilling als reactie op het koude water dat op me werd gegoten maar mijn spieren en zenuwen reageerden niet. Alleen mijn ogen reageerden. Ik opende ze en sloot ze weer snel door de felheid van het licht dat aan het plafond hing. Is dit het licht van God? Mijn geest dacht van wel maar mijn ogen hebben tijdens het knipperen een glimp opgevangen van twee mannen die zich over me heen bogen, maar toen was ik weer weg. Ik ben dus echt dood, dacht ik. En de twee zijn heus Munkar en Nakir, de engelen van het oordeel, maar mijn geest wilde dat niet accepteren omdat het beeld dat mijn ogen opvingen van twee mannen met lang haar en dikke baarden was. Nee, het zijn geen engelen. Engelen zijn, zoals men zegt, gaaf en mooi. Ik deed mijn ogen weer open om het licht van God weer op te vangen, maar ze konden weer niet tegen het verblindende licht van het plafond. Maar deze keer hoorde ik jouw stem. “Oké mijn sjeik, hij is wakker”. Mijn God was deze keer Abu Ali al-Sharii en jij, mijn cipier en degenen bij jouw, waren de engelen van het oordeel.
Dit is mijn laatste brief aan jouw, hoewel er nog heel veel geschreven kan worden, maar ik denk niet dat ik de kracht heb met het schrijven van deze brieven door te gaan.
Ik wil geen excuses. Ik wil gerechtigheid voor jouw en voor mij zodat niemand meer levend begraven wordt.
Ahmad Ibrahim
Frankrijk, 11 november 2020
26,752 total views, 1 views today